
12. Drama bij Vlaardingen
Het goud van de Nederlandse bank moest in veiligheid worden gebracht. Omdat de vernielingsploeg van Commander Hill toch even niets te doen had (zie 11. 'De Tommies komen'), zouden de Britten helpen. De klus leek aanvankelijk te slagen, maar liep uiteindelijk uit op een ramp.
Met loodsboot en trein naar Rotterdam
In Hoek van Holland kreeg de Britse commandant (Commander Hill) een loodsboot ter beschikking (Stoomloodsboot 19). Daarmee zou hij naar Rotterdam varen. Daar lag het goud, in een bank aan de Boompjes. De bemanning bestond uit 19 man, waaronder veel loodsen en leerling-loodsen. Omdat de loodsboot niet genoeg ruimte had, ging het merendeel van de Britse soldaten met de trein en in vrachtwagens naar Rotterdam. Commander Hill voer met nog een paar Britten mee met de boot.
Actie in de nacht
De actie vond plaats in de nacht van 10 op 11 mei. In een razend tempo laadden de Britten een deel van de goudstaven in de loodsboot. Bij elkaar waren dat 937 baren (ongeveer 11.012 kg), met een totale waarde van 22 miljoen gulden (10 miljoen euro). Het restant (102.743 kg) bleef achter in de kluizen van de bank.
Loodsboot op een mijn
De Britten gingen (op drie man na) weer terug in vrachtwagens en met de trein. Tegen de ochtend kwamen ze weer veilig aan in Hoek van Holland. De loodsboot niet. Kort voor het vertrek (rond 23 uur) hadden Duitse vliegtuigen magnetische mijnen in de Nieuwe Maas geworpen. Dat werd de loodsboot fataal. Bij Vlaardingen liep het schip op een mijn. Het werd opengereten en van de 19 bemanningsleden overleefden 6 slechts de ramp. Alle drie de Britten kwamen om, onder wie Commander Hill. Eén van de overlevenden was de 26 jarige Willem Pottinga. Hij was een van de loodskwekelingen (leerlingen) en lag op het moment van de ramp in een slaaphok onder het achterdek.
Willem Pottinga vertelt:
'Ik sloeg tegen het plafond boven mijn kooi aan en moet buiten westen geweest zijn, want toen ik weer bijkwam was ik alleen. Er gutste een stortvloed door de deur naar binnen. Met alle macht worstelde ik me daar heen in een vertwijfelde poging om te ontkomen. Maar het water sleurde me terug naar het verst verwijderde schot en ik werd tegen het plafond gedrukt. Als een gek maaiden mijn armen, maar het maakte niets uit, ik zat als een rat in de val. Plotseling zag ik een vaag licht boven me, de koekoek. Het glas was door de explosie verbrijzeld. De opening was maar 60 cm2, maar toch was het m'n kans, m'n enige kans.'
Wat er met het goud gebeurde
Van de 937 baren goud werden er in de oorlog 816 door de Duitsers geborgen. 121 bleven er achter op de bodem van de Maas. Na de oorlog werd het grootste deel daarvan weer opgebaggerd. Enkele staven zijn nooit meer gevonden.
Het goud van de Nederlandse bank moest in veiligheid worden gebracht. Omdat de vernielingsploeg van Commander Hill toch even niets te doen had (zie 11. 'De Tommies komen'), zouden de Britten helpen. De klus leek aanvankelijk te slagen, maar liep uiteindelijk uit op een ramp.
Met loodsboot en trein naar Rotterdam
In Hoek van Holland kreeg de Britse commandant (Commander Hill) een loodsboot ter beschikking (Stoomloodsboot 19). Daarmee zou hij naar Rotterdam varen. Daar lag het goud, in een bank aan de Boompjes. De bemanning bestond uit 19 man, waaronder veel loodsen en leerling-loodsen. Omdat de loodsboot niet genoeg ruimte had, ging het merendeel van de Britse soldaten met de trein en in vrachtwagens naar Rotterdam. Commander Hill voer met nog een paar Britten mee met de boot.
Actie in de nacht
De actie vond plaats in de nacht van 10 op 11 mei. In een razend tempo laadden de Britten een deel van de goudstaven in de loodsboot. Bij elkaar waren dat 937 baren (ongeveer 11.012 kg), met een totale waarde van 22 miljoen gulden (10 miljoen euro). Het restant (102.743 kg) bleef achter in de kluizen van de bank.
Loodsboot op een mijn
De Britten gingen (op drie man na) weer terug in vrachtwagens en met de trein. Tegen de ochtend kwamen ze weer veilig aan in Hoek van Holland. De loodsboot niet. Kort voor het vertrek (rond 23 uur) hadden Duitse vliegtuigen magnetische mijnen in de Nieuwe Maas geworpen. Dat werd de loodsboot fataal. Bij Vlaardingen liep het schip op een mijn. Het werd opengereten en van de 19 bemanningsleden overleefden 6 slechts de ramp. Alle drie de Britten kwamen om, onder wie Commander Hill. Eén van de overlevenden was de 26 jarige Willem Pottinga. Hij was een van de loodskwekelingen (leerlingen) en lag op het moment van de ramp in een slaaphok onder het achterdek.
Willem Pottinga vertelt:
'Ik sloeg tegen het plafond boven mijn kooi aan en moet buiten westen geweest zijn, want toen ik weer bijkwam was ik alleen. Er gutste een stortvloed door de deur naar binnen. Met alle macht worstelde ik me daar heen in een vertwijfelde poging om te ontkomen. Maar het water sleurde me terug naar het verst verwijderde schot en ik werd tegen het plafond gedrukt. Als een gek maaiden mijn armen, maar het maakte niets uit, ik zat als een rat in de val. Plotseling zag ik een vaag licht boven me, de koekoek. Het glas was door de explosie verbrijzeld. De opening was maar 60 cm2, maar toch was het m'n kans, m'n enige kans.'
Wat er met het goud gebeurde
Van de 937 baren goud werden er in de oorlog 816 door de Duitsers geborgen. 121 bleven er achter op de bodem van de Maas. Na de oorlog werd het grootste deel daarvan weer opgebaggerd. Enkele staven zijn nooit meer gevonden.