
18. Door toeval verbonden
Hoek van Holland en het Westland waren die dagen bevolkt door duizenden mensen die elkaar niet of nauwelijks kenden, maar die voor even alles met elkaar deelden. Nederlandse soldaten, Britse Tommies, opvarenden van schepen, evacués, en natuurlijk ook Duitsers.
Voor even waren ze met elkaar verbonden. Ze vochten met of tegen elkaar, hielpen elkaar en wisten nauwelijks wat er eigenlijk precies aan de hand was.
Uit alle delen van het land
Verspreid over Hoek van Holland en het Westland waren er Nederlandse soldaten gelegerd. Met de mobilisatie (29 augustus 1939) waren die uit alle delen van het land naar dit gebied gekomen. In de 9 maanden daarna bouwden ze contact op met de bevolking en maakten ze er met elkaar het beste van. Ze namen deel aan het sociale leven en kwamen op dans- en kaart- en feestavonden. Ze zagen elkaar op het strand en tijdens schaatstochten. Er waren vriendschappen ontstaan. Het was eigenlijk wel gezellig, tot die vroege ochtend van de 10de mei. Vóór die dag kwamen de wapens alleen te voorschijn tijdens oefeningen en die hadden ook wel iets van een vrijblijvend spel. Maar op tien mei werd het ineens serieus en ging het om leven en dood. Lopend, per fiets, paard of in vrachtwagens verplaatsten de mannen zich over het strijdtoneel. Daar vielen ze van de ene vechtpartij in de andere.
Nederlandse schepen en vliegtuigen
In de Nieuwe Waterweg was het op de 10de mei al snel een gaan en komen van marineschepen. De Van Galen voer langs, op weg naar Rotterdam. De Flores en de Johan Maurits liepen binnen en vertrokken weer richting zee. Er verschenen Fokkers van de marine in de lucht. Deze raakten in gevecht met Duitse Junkers en Heinkels. Om 10.45 uur maakte zo'n marinevliegtuig een noodlanding op de Nieuwe Waterweg. De bemanning werd gered door een bootje van de Vaartuigendienst en kwam in Hoek van Holland aan land.
Gewonden en geredden
Er liepen ook geregeld mijnenvegers binnen. De Duitsers hadden bij Vlaardingen en Schiedam mijnen in de Waterweg geworpen en die moesten geruimd. Nederlandse torpedobootjagers voeren van zee naar Rotterdam, want daar werd stevig gevochten. Bij Hoek van Holland zetten ze hun gewonden aan land. Deze werden vervoerd naar het Zeehospitium aan de 's Gravenzandseweg (waar nu het terrein van de Lindenhof is). Schepen in nood werden geassisteerd door de reddingsboten Jan Lels en JV Wierdsma. Ook van deze schepen kwamen de nodige passagiers in Hoek van Holland terecht, o.a. de 250 soldaten van het gestrande stoomschip Prinses Juliana.
Britse en Duitse piloten
En dan waren er natuurlijk de Britten. Kort na de eerste Duitse Junkers verschenen er ook Britse vliegtuigen, zoals de Douglas. Dit vliegtuig was in Nederland alleen bekend van foto's in de kranten. Een aantal van deze vliegtuigen stortte neer in het Westland en de buurt van Hoek van Holland. Ook de dagen daarna waren er vliegtuigen van de RAF (Royal Airforce) in de lucht en ook daarvan kwamen enkele terecht op de grond. Het vliegtuig van Pilot Officer Smith bijvoorbeeld. Het maakte een buiklanding in de Nieuwlandse Polder, vlak bij de plek waar op 10 mei al twee Duitse transportvliegtuigen terecht waren gekomen. Aan boord waren o.a. de 20 jarige sergeant Robertson en de 17-jarige boordschutter Thomas Lowry. Ze kwamen alle drie om het leven. Smith werd in Den Haag begraven en Robertson en Lowry in Hoek van Holland (zie gedicht Clichés). Gewonde bemanningsleden werden zo goed en zo kwaad als het ging verzorgd, ook de Duitsers. De Duitsers werden na die hulp meteen krijgsgevangen gemaakt.
Britse Tommies
De grootste groep Britten kwam van de boten die in Hoek van Holland afmeerden in het kader van Harpoon Force. Onder deze soldaten vielen tientallen gewonden en 11 doden. De gewonden gingen mee terug naar Engeland. De doden werden hier begraven, 10 in Hoek van Holland, 1 in 's Gravenzande.
Hoek van Holland en het Westland waren die dagen bevolkt door duizenden mensen die elkaar niet of nauwelijks kenden, maar die voor even alles met elkaar deelden. Nederlandse soldaten, Britse Tommies, opvarenden van schepen, evacués, en natuurlijk ook Duitsers.
Voor even waren ze met elkaar verbonden. Ze vochten met of tegen elkaar, hielpen elkaar en wisten nauwelijks wat er eigenlijk precies aan de hand was.
Uit alle delen van het land
Verspreid over Hoek van Holland en het Westland waren er Nederlandse soldaten gelegerd. Met de mobilisatie (29 augustus 1939) waren die uit alle delen van het land naar dit gebied gekomen. In de 9 maanden daarna bouwden ze contact op met de bevolking en maakten ze er met elkaar het beste van. Ze namen deel aan het sociale leven en kwamen op dans- en kaart- en feestavonden. Ze zagen elkaar op het strand en tijdens schaatstochten. Er waren vriendschappen ontstaan. Het was eigenlijk wel gezellig, tot die vroege ochtend van de 10de mei. Vóór die dag kwamen de wapens alleen te voorschijn tijdens oefeningen en die hadden ook wel iets van een vrijblijvend spel. Maar op tien mei werd het ineens serieus en ging het om leven en dood. Lopend, per fiets, paard of in vrachtwagens verplaatsten de mannen zich over het strijdtoneel. Daar vielen ze van de ene vechtpartij in de andere.
Nederlandse schepen en vliegtuigen
In de Nieuwe Waterweg was het op de 10de mei al snel een gaan en komen van marineschepen. De Van Galen voer langs, op weg naar Rotterdam. De Flores en de Johan Maurits liepen binnen en vertrokken weer richting zee. Er verschenen Fokkers van de marine in de lucht. Deze raakten in gevecht met Duitse Junkers en Heinkels. Om 10.45 uur maakte zo'n marinevliegtuig een noodlanding op de Nieuwe Waterweg. De bemanning werd gered door een bootje van de Vaartuigendienst en kwam in Hoek van Holland aan land.
Gewonden en geredden
Er liepen ook geregeld mijnenvegers binnen. De Duitsers hadden bij Vlaardingen en Schiedam mijnen in de Waterweg geworpen en die moesten geruimd. Nederlandse torpedobootjagers voeren van zee naar Rotterdam, want daar werd stevig gevochten. Bij Hoek van Holland zetten ze hun gewonden aan land. Deze werden vervoerd naar het Zeehospitium aan de 's Gravenzandseweg (waar nu het terrein van de Lindenhof is). Schepen in nood werden geassisteerd door de reddingsboten Jan Lels en JV Wierdsma. Ook van deze schepen kwamen de nodige passagiers in Hoek van Holland terecht, o.a. de 250 soldaten van het gestrande stoomschip Prinses Juliana.
Britse en Duitse piloten
En dan waren er natuurlijk de Britten. Kort na de eerste Duitse Junkers verschenen er ook Britse vliegtuigen, zoals de Douglas. Dit vliegtuig was in Nederland alleen bekend van foto's in de kranten. Een aantal van deze vliegtuigen stortte neer in het Westland en de buurt van Hoek van Holland. Ook de dagen daarna waren er vliegtuigen van de RAF (Royal Airforce) in de lucht en ook daarvan kwamen enkele terecht op de grond. Het vliegtuig van Pilot Officer Smith bijvoorbeeld. Het maakte een buiklanding in de Nieuwlandse Polder, vlak bij de plek waar op 10 mei al twee Duitse transportvliegtuigen terecht waren gekomen. Aan boord waren o.a. de 20 jarige sergeant Robertson en de 17-jarige boordschutter Thomas Lowry. Ze kwamen alle drie om het leven. Smith werd in Den Haag begraven en Robertson en Lowry in Hoek van Holland (zie gedicht Clichés). Gewonde bemanningsleden werden zo goed en zo kwaad als het ging verzorgd, ook de Duitsers. De Duitsers werden na die hulp meteen krijgsgevangen gemaakt.
Britse Tommies
De grootste groep Britten kwam van de boten die in Hoek van Holland afmeerden in het kader van Harpoon Force. Onder deze soldaten vielen tientallen gewonden en 11 doden. De gewonden gingen mee terug naar Engeland. De doden werden hier begraven, 10 in Hoek van Holland, 1 in 's Gravenzande.